Geen groter vermaak dan leedvermaak
  01-01-1900

HULST - Alle ’steenezels, uilen en domme kenijnen’ uit Hulst zijn dit weekend weer eens heerlijk door de mangel gehaald. Wie het jaar ervoor boven het Hulster maaiveld uitstak, is al bij voorbaat gewaarschuwd. Hij of zij loopt kans door de buutreedners op humoristische wijze, doch genadeloos, een kopje kleiner te worden gemaakt.

En daar smult het publiek van, al 22 jaar. Er is volgens de tonpraters en het publiek immers geen groter vermaak dan leedvermaak.

De buutreedners vierden dit jaar een feestje; de ton (de ’buut’) werd dit jaar voor de 22e keer bestegen. Het festival is de aanloop van carnaval en elk veelvoud van het zottengetal 11 wordt dan ook uitbundig gevierd. De grondleggers van de Hulster buut, waaronder Frans de Schepper (Sieske de Flierefluiter) en Regie Buysrogge (’t Suikerke), hadden in 1984 nooit gedacht dat het tonpraten een vaste traditie zou worden. Elk jaar zijn de vier voorstellingen in Den Dullaert uitverkocht.

De kaarten voor de vrijdagavondvoorstelling zijn het meest gewild. Dan is immers de eerste rij gereserveerd voor de burgemeester en de wethouders en, zoals Sieske het in zijn buut dit jaar mooi verwoordde „iedereen wil dan toch zien wat voor wezen ze trekken.“

Nadat feestfanfare Windkracht 9 het publiek letterlijk heeft ’warmgeblazen’, Prins Robbie en zijn Raad van Elluf hun plekje hebben ingenomen en het Vossenlied (staand!) door iedereen uit volle borst is gezongen, kan het lokale cabaret beginnen. Dit jaar waren het zeven buters, die na een jaar van schrijven en schrappen, schrijven en schrappen een buut van een kwartier hadden ingestudeerd en strak van de zenuwen stonden voor hun opkomst over de rode loper.

Sieske de Flierefluiter beet het spits af. Hij vond het maar onzin dat de gemeente burgers vraagt voormalig asielzoekers woonruimte te bieden. „Als het college en de raad ieder één statushouder opneemt, is de wachtlijst al bijna voor de helft weg!“

Buutreedner Bart Hollestelle (’t Holle Vat) had gehoord van de plannen van Hulst om een golfbaan aan te leggen bij Kloosterzande en was dan ook uitgedost als golfer. Hij vertelde van de vele baantjes die hij de afgelopen tijd had gehad. Een ervan was als terreur-adviseur van Hulst. Hij had niet zoveel te doen, maar hoopte stiekem dat Al Qaeda de toren van de basiliek zou bombarderen. „Komen we misschien af van die toren met die frietvorken van Messagie erop. Die frituur heeft met de basiliek een nog groter reclamebord dan McDonald’s!“

’t Suikerke vond de politiek in Hulst zo slecht bezig dat hij vindt dat ze in plaats van een kunstwerk, beter een schandpaal op de Grote Markt kunnen zetten. „We kregen van de gemeente niet eens een cadeautje vanwege ons jubileum. Dan geef ik hen wat: Een veeg uit de pan.“ Tiele Kokien (Marlies de Vliegere) kreeg applaus vanwege haar originele uitdossing. Als de pikzwarte Surinaamse Alonsia, inclusief Surinaamse tongval, betrad ze de ton. Ze stelde voor wethouder Etienne de Deckere wat bij te staan in zijn werk. Ze wilde wel een duo met hem vormen: „Black & Decker, oeweet je!“

Ook de meester van het zogenaamde bruutreednen betrad de ton: Rudy Buysrogge alias Dolf Bordenveger. In het echte leven is hij een anglofiel en het was hem gelukt een origineel kostuum van de Beefeaters (de bewakers van de Tower in Londen) te bemachtigen. Hij had ook een leugendetector bij zich, maar de stoppen van het ding sloegen door toen hij over de loper voorbij het college wandelde. Hij gaf De Deckere de tip zijn eigen straatveger te kopen. „Als ie dan weer een bok schiet, kan hij zijn eigen straatje schoonvegen.“

Woordkunstenaar Jopie Buysrogge (d’n Pillendraaier) wist haarfijn de positie van Hulst over te brengen aan het publiek: „In 2004 stond Hulst aan de rand van de afgrond maar in 2005 doen we een stapje voorwaarts...“

Trots op zijn dorp als hij is, Tonny Verwer (Toon van Peet Vink), gaf het publiek een El O Wie cursus hoe ze een aardig mondje ’Steens’ leren praten. Wie foutloos de zin ’Ge moet daor es kijke, d’r staot ’n mutten mee zijn kop deur de wjèr’ kan uitspreken (Kijk daar eens, er staat een kalfje met zijn kop door de heg’) kan doorgaan als een echte Steenenaar.

Met kramp in de kaken van het lachen, stroomde de zaal leeg. Enkel wethouder Frank van Driessche liep enigszins bedremmeld de zaal uit. „Ze hebben me niet gernoemd! Wat doe ik verkeerd?“

(Bron: Provinciaal Zeeuwsche Courant)






 
     

 
 

 Copyright © 2003 - 2024 Tonpraten.nl