Info

Op deze pagina is meer informatie te vinden over divere onderdelen die met tonpraten te maken hebben zoals de kenmerken van een buut en tips voor tonpraters en organisaties.

Informatie, historie & tips

Op deze pagina’s vindt u uiteenlopende informatie over tonpraten/buutreednen.

Historie, tips en kenmerken van een buut. 

In het onderstaande menu kunt u uw keuze maken uit de verschillende onderwerpen.

Klik hier voor diverse downloads.
Klik hier voor uitslagen van diverse kampioenschappen.

Advertentieblok

Informatie, historie & tips

Richtlijnen en tips voor organisaties

Hieronder vindt u een inventarisatie van wat de tonpraters over het algemeen belangrijk en prettig vinden bij een optreden.

Het zijn richtlijnen, dus geen wet.

Ze zijn gezamenlijk door een grote groep tonpraters via het ‘Tonpraatcafé’, tot stand gekomen.

Als u deze richtlijnen volgt, zijn wij ervan overtuigd dat de tonprater en zijn buut beter tot z’n recht kan komen en daardoor ook het publiek meer kan lachen en genieten. Een voordeel dus voor organisatie en tonprater!

Spreekbeurt

Algemeen - Wat is Tonpraten / Buutreednen?

Tonpraten/ Buutreednen is staande in een grote ton op veelal humoristische wijze het wel en wee van de samenleving de revue laten passeren. Dit gebeurt in een prachtig versierde zaal met vaak een carnavalsorkest achter de ton.

Veelal beeldt de mannelijke of vrouwelijke Tonprater/Buutreedner een bepaald type uit.

Dit typetje is een clowneske uitvergroting van de werkelijkheid.

De humor berust op halve of hele waarheden, op hebbelijkheden en vooral onhebbelijkheden van mensen uit de gemeenschap. De plaatselijke overheid en iedereen die recentelijk op een of andere wijze van zich heeft doen spreken krijgen het veelal zwaar te verduren. Dit tot groot vermaak van het publiek. De tonpraat- en/of buutavonden staan meestal garant voor uitverkochte zalen.

Tonpraters/Buutreedners zijn meestal op speciale avonden rond carnaval te vinden. Denk hierbij aan Tonpraatavond, Zanikavond, Buutavond, Kletsavond, Bonte avond, Zittingsavond, Galazitting, Pronkzitting etc. , maar tegenwoordig ook steeds vaker op bruiloften, partijen, jubilea, feesten, verjaardagen of andere bijeenkomsten.

Een pronkzitting, ook wel buutavond genoemd, is een georganiseerd revue-evenement tijdens de carnavalsperiode met zang en dans, maar met name gericht op humoristische bijdragen in het lokale dialect. Op verscheidene plaatsen in Nederland (onder andere Noord-Brabant, Limburg en Groenlo) worden deze cabaret-achtige bijdragen gevoerd vanuit een grote ton, waardoor deze personen (met name in Brabant) ook wel tonpraoters worden genoemd. In Zeeland heeft men het over een ouwoer, en in Limburg en de Achterhoek spreekt men over buutteredner of buutreedner. De bijdrage zelf wordt dan een ‘buut’ genoemd.

Het tonpraten is een solo-optreden, waarbij de tekst het hoofdingrediënt is met aankleding en mimiek als ondersteuning. Het wordt altijd als typetje gebracht en in dialect gesproken. Het is humoristisch tot kolderiek parodiërend op herkenbare thema’s.

Een buut duurt meestal tussen de twintig en dertig minuten. Het hele verhaal wordt in de ik-vorm verteld.

Tonpraten is een woord dat eigenlijk niet bestaat. Het staat niet in de Dikke van Dale in ieder geval. Evenals de synoniemen tonpraoten, buutreeden of buuttereednen en sauwelen. Kletsen staat er wel in en hiervan vinden we in de DD een uitleg die goed van toepassing is op het tonpraten:

´klet·sen

4 onzinnig praten => bazelen, zwammen, apekool verkopen, in het luchtledige praten, uit zijn nek lullen, uit zijn nekharen lullen, onzin verkopen

Was de tonpraatperiode voorheen tussen 11 november en Aswoensdag. Tegenwoordig worden tonpraters het hele jaar door gevraagd om hun grappen ten gehore te brengen.

Vaak letterlijk vanuit een ton becommentarieert de tonprater in zijn buut (voordracht) het dagelijks leven, vooral het leven in zijn eigen stad of dorp. Vooral “hoogwaardigheidsbekleders” en plaatselijke bekenden moeten het hierbij vaak ontgelden. De tonprater “verschuilt” zich achter een typetje dat hem de nodige bescherming om alles vrijuit te kunnen zeggen, zonder aanziens des persoons.

Kenmerken van een buut

Kenmerken van een buut

  • Gebracht in het carnavalsseizoen, tussen 11-11 en aswoensdag
  • Gepresenteerd op een speciale avond
  • Solo optreden
  • Tekst is hoofdingrediënt, aankleding en mimiek zijn ondersteunend
  • Altijd als typetje gebracht
  • In (lokaal) dialect uitgesproken
  • Humoristisch tot kolderiek parodiërend op herkenbare thema’s
  • Vaak letterlijk vanuit de ton gepresenteerd
  • Duur ca. 10-20 minuten
  • Verteltrant vanuit de “ik-beleving”

(Bron Kenmerken van een buut: Dhr. J. Penris en Dhr. H. van Dooremalen)

Multimedia

 

Op YouTube zijn tal van filmpjes te vinden met tonpraters en buutreedners en een (gedeelte van een) buut.

Klik op de link hieronder voor een selectie van de filmpjes.

 

Historie

De naam “buut” zoals we deze op dit moment kennen is afkomstig uit het Rijnland, waar dit woord in het dialect “ton” betekent. Het ligt dus enigszins voor de hand dat deze traditie eveneens van uit het Rijnland naar ons streken is uitgeweken, en dit voornamelijk na het einde van de tweede wereldoorlog. Het is trouwens een gebruik, dat zich beperkt tot die plaatsen waar de Rijnlandse carnavaltraditie het meest intens beleefd wordt. Te weten in het Duitse Rijnland zelf uiteraard, en vervolgens in Belgisch- en Nederlands-Limburg en Zuid-Nederland.

 

Ook in de oude tijden moest er net zoals het nu de gewoonte is, op het einde van het jaar een balans of jaaroverzicht worden opgemaakt. Belangrijke figuren moesten dan eigenlijk voor de door hun gemaakte fouten een straf ondergaan, de koning zelfs boeten met zijn leven. Meestal bedachten ze echter voor zichzelf een mildere straf door zich door een hofnar de waarheid te laten zeggen en zich daar in zekere zin belachelijk te laten maken in de hoop dat de goden daar ook genoegen mee zouden nemen.

 

In de buut wordt de hofnar opnieuw tot leven geroepen. Het is zijn taak om de bewoners van de plaats en omstreken, met name de hoogwaardigheidsbekleders eveneens op een lachwekkende manier op tekorten en echte of onechte nalatigheden te wijzen. Liefst tot vermaak van een volle zaal.

 

De geschiedenis van de nar, als voorloper van de tonprater is dus al zeer oud. Sinds de Comedia dell’arte onderscheiden zich verschillende types. Vergeleken met de nar is de tonprater in principe meer plaatsgebonden. Een ton is zijn (s)preekgestoelte.

 

Tussen de nar, de clown en de tonprater bestaat er in feite een grote overeenkomst. Het woord nar zou afkomstig kunnen zijn van het oud Hoogduitse “narro”. Terwijl “nar” in de Zuid-Duitse dialecten ook gewoon “jongeman” betekent. Het zou dus oorspronkelijk wel eens gewoon “lid van een jongemannenbond” kunnen betekent hebben. Het woord clown komt van colonus, hetgeen “boer” betekent, ook in negatieve zin. Kortom zowel de nar als de clown plegen af te wijken van de gewone burger.

 

  • In de fysieke zin :.echt of nagemaakt, de “grote mond” van de clown, zijn rode neus en vlammende haar.
  • Qua kleding : excentriek denk maar aan de grote schoenen van Charlie Chaplin, of de veel te grote broek, en stropdas van circusclown.
  • Op psychische vlak : het tot uitdrukking brengen van een voorgewend ontbrekend bevattingsvermogen of m.a.w. hij stelt zich voor als iemand die wat achterlijk, of tenminste niet erg snugger is.

 

In alle gevallen is er sprake van onvolkomenheid, zoals de tonprater ook vaak het onvolwassene, onvolgroeide, het primitieve of het achtergeblevene tot uitdrukking brengt.

 

Met deze onvolkomenheid stelt hij echter tegelijk in feite alle schijnvolkomenheid aan de kaak ; zijn onechtheid provoceert schijnechtheid.

 

In de tweede plaats wordt aan de (hof)nar en de tonprater de ruimte gelaten voor een zeer vrije meningsuiting. Sterker nog, precies dat wordt juist van hem verwacht. Hij is degene die zonder rekening te houden met het aanzien van de persoon en zonder vrees voor straffen, de waarheid mag en moet zeggen tegen de hoogstgeplaatsten in de samenleving. Hij heeft zodoende een kritische functie. Een tonprater is in de eerste plaats een volkse verteller, een mens met geest en humor. Hij doet beroep op de fantasie en de speelsheid van het publiek. Hij voert een speels gevecht met de autoriteit en schuwt geen heilige huisjes. Onder het mom van carnaval kan hij of durft hij te zeggen wat anders of niemand kan. Meestel doet hij zulks door een bepaald typetje te vertolken (de slager, de schoolmeester,…)

 

Er zijn vanzelfsprekend verschillen tussen de huidige tonprater en de hofnar of zijn “halfbroer” de clown. Immers, een volksgebruik zoals dit heeft zich een plaats moeten zien te verwerven of te behouden tussen de alternatieven als cabaret, satire, e.d. Het probleem is evenwel, dat de rol van tonprater omzeggens uitsluitend door amateurs wordt beoefend. Het is, laten we zeggen een tweede natuur (talent) die open bloeit, naast een gewoon beroep.

 

En tenslotte de “buuttemars”. Deze heeft de bedoeling de tonprater te begeleiden bij het opgaan of het afgaan. De buuttemars is meestal afgeleid (parodistisch) van militaire marsmuziek.

 

(Bron: Fenvlaanderen.be)

Richtlijnen en tips voor tonpraters

SCHRIJVEN
GRAPPEN
VOORDRACHT
OVERIGE

TIPS

ZWAK:
STERK